België werd veroordeeld wegens discriminatie van Jehovah's Getuigen. Het niet verlenen van vrijstelling van onroerende voorheffing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sinds 2018 was discriminerend
EVRM 122 (2022) 05.04.2022
In de huidige Klimaatkamers oordeel1, in het geval van Assemblée Chrétienne Des Témoins de Jéhovah d'Anderlecht en anderen v. België (aanvraag nr. 20165/20) het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft unaniem geoordeeld dat er:
een schending van artikel 14 (verbod op discriminatie) gelezen in samenhang met artikel 9 (vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met artikel 1 van Protocol nr. 1 (bescherming van eigendom) bij het Verdrag.
De zaak ging over gemeenten van Jehovah's Getuigen die klaagden dat ze geen vrijstelling van betaling van onroerende voorheffing kregen (precompte immobilier) voor eigendommen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die door hen worden gebruikt voor religieuze erediensten. Volgens een besluit van 23 november 2017 uitgevaardigd door de wetgever van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gold de vrijstelling vanaf het boekjaar 2018 enkel voor "erkende religies", een categorie die de aanvragende congregaties niet omvatte.
Het Hof oordeelde dat aangezien de belastingvrijstelling in kwestie afhing van voorafgaande erkenning, beheerst door regels die onvoldoende waarborgen tegen discriminatie boden, het verschil in behandeling waaraan de verzoekende gemeenten waren onderworpen, geen redelijke en objectieve rechtvaardiging had. Het merkte onder meer op dat erkenning alleen mogelijk was op initiatief van de minister van Justitie en daarna afhing van de louter discretionaire beslissing van de wetgever. Een dergelijk systeem bracht een inherent risico van willekeur met zich mee en van religieuze gemeenschappen kon redelijkerwijs niet worden verwacht dat zij, om aanspraak te maken op de betrokken belastingvrijstelling, zich zouden onderwerpen aan een proces dat niet was gebaseerd op minimale waarborgen van billijkheid en niet een objectieve beoordeling van hun vorderingen garanderen.