Brussel – De Raad van de Europese Unie (EU) heeft in zijn besluit sancties en beperkende maatregelen opgelegd aan een aantal rechtbanken, rechters en gevangenissen in Iran 2025/774. Deze sancties benadrukken de rol van de gerechtelijke autoriteiten en strafinrichtingen in de systematische vervolging van de bahá'ís in Iran.
Het besluit, dat op 14 april 2024 werd aangenomen door de Raad van de EU, de instelling waar de 27 lidstaten van de EU samen beraadslagen, vertegenwoordigt een van de krachtigste mechanismen waarover de EU beschikt om dergelijke veroordelingen kenbaar te maken.
De uitspraak raakt een aantal rechters van de Revolutionaire Rechtbank van Shiraz, de beroepsrechtbanken van Teheran en Shiraz. Ook de Centrale Gevangenis van Shiraz (de Adel Abad-gevangenis) en het hoofd van de Beschermings- en Inlichtingendienst van de gevangenissen in Fars zijn betrokken bij de vervolging van bahá'ís. Al deze instanties en instellingen hebben een belangrijke rol gespeeld, niet alleen bij het veroordelen van bahá'ís tot jarenlange willekeurige gevangenschap, maar ook bij het bevelen van hun executie in de beginjaren van de revolutie.
"De EU heeft zich aangesloten bij de VN en andere mondiale instellingen om de vervolging van de bahá'ís in Iran ondubbelzinnig te veroordelen, in de vorm van beperkende maatregelen tegen degenen die onrecht plegen jegens de bahá'ís", aldus Rachel Bayani, vertegenwoordiger van de internationale Bahá'í-gemeenschap bij de Europese Unie.
In zowel Teheran als Shiraz hebben de genoemde en bekrachtigde rechters een groot aantal bahá'ís tot zware gevangenisstraffen veroordeeld, uitsluitend vanwege hun geloofsovertuiging. De processen verliepen zonder eerlijk proces en zonder enig bewijs van wangedrag, en baseerden zich op valse aanklachten die gericht waren op het onderdrukken en uitroeien van religieuze identiteit.
Onrechtvaardige gerechtelijke uitspraken tegen de bahá'ís zijn geen op zichzelf staande incidenten. Ze maken al decennialang deel uit van een systematisch misbruik van het rechtssysteem in het hele land om de bahá'ís uitsluitend vanwege hun geloof te onderdrukken en hen zo het recht te ontnemen om als gewone burgers te leven.
De uitspraak benadrukt ook de rol van de gevangenisautoriteiten in de vervolging van bahá'ís. Bahá'ís worden niet alleen onterecht vastgehouden, ze worden ook blootgesteld aan barre omstandigheden in de gevangenis, slechte sanitaire voorzieningen en krijgen vaak geen goede medische zorg. Daarnaast zijn er talloze gevallen waarin bahá'í-vrouwen willekeurig gevangen werden gezet en gescheiden van hun baby's en jonge kinderen.
"De bekrachtiging van rechtbanken en rechters in het besluit van de EU brengt de instrumentele rol van de rechterlijke macht in Iran aan het licht bij het institutionaliseren van religieuze discriminatie", aldus mevrouw Bayani. "Verre van onpartijdige arbiters van rechtvaardigheid te zijn, zijn deze gerechtelijke actoren actieve facilitators geworden van een onderdrukkend overheidsbeleid dat zich richt op bahá'ís vanwege hun geloofsovertuigingen. Wanneer gerechtelijke beslissingen resulteren in de gevangenneming, onteigening of intimidatie van individuen om geen andere reden dan hun geloofsovertuiging, doen ze meer dan onrechtvaardige wetten handhaven – ze staan discriminatie toe onder het mom van een juridisch proces en legitimeren het mechanisme van vervolging. De veroordeling van de EU dient als een krachtige herinnering aan de centrale rol die rechtbanken en rechters zouden moeten spelen bij het handhaven van rechtvaardigheid en mensenrechten. Rechters worden geacht de hoeders van rechtvaardigheid te zijn, maar in Iran hebben hun uitspraken juist bijgedragen aan het voortbestaan van geïnstitutionaliseerde onderdrukking."